Saxforum
Tech Room => DIY Projecten => Topic started by: drietenor on 01 June 2021, 13:45:35
-
De Conn 6M is gemaakt van 1931 tot en met 1969, hetgeen een van de langste productie runs is voor een altsaxofoon.
Conn maakte na 1969 saxofoons die geïnspireerd waren op de 6M. In 1985 ging Conn over in UMI. Umi verkocht Conn saxofoons onder de naam Armstrong als een studenten model. Ze verkochten ook door Keilwerth gemaakte stencil saxofoons onder deze naam. Keilwerth maakte saxofoons die geïnspireerd waren op Amerikaanse saxofoons. Er zijn jaren geweest dat meer dan de helft van de Keilwerth saxofoons in de USA werden verkocht. Daarnaast maakte UMI zelf een model waarin ze al deze kennis combineerden. In 2002 wordt de laatste Armstrong alt saxofoon gemaakt nadat het bedrijf overging in de Conn-Selmer groep.
Nu heb ik drie alt saxofoons die veel op elkaar lijken, maar verschillend klinken. Een Conn 6M, een (Richard) Keilwerth altsaxofoon en een door UMI gemaakte Armstrong alt saxofoon. Omdat de boring tot de beker van deze saxofoons vrijwel identiek is kan ik ze gebruiken om er achter te komen waardoor de verschillen in klankkleur ontstaan.
Nu is de Armstrong geen 6M, maar het is wel de Amerikaanse saxofoon die zich het best kon handhaven in de markt tegenover de Yamaha. Ze werden gezien als mechanisch sterk, warmer in klank dan de Yamaha en een beetje stoffig in klank. In het Amerikaanse winner take all systeem waren ze niet erg populair. Maar datzelfde systeem heeft er voor gezorgd dat Trump president wordt, dus zegt het weinig over de kwaliteit van de saxofoon.
De Conn en de Keilwerth hebben nu al de zelfde set-up. In de toekomst ga ik de Armstrong op dezelfde manier inrichten en hier opschrijven wat er van te leren is.
Op het moment heeft de Keilwerth de warmste toon en klinkt de Armstrong het stoffigst. Waarschijnlijk omdat er in de Armstrong redelijk sponzige polsters gebruikt zijn met veel kleinere reflectoren als op de andere twee saxofoons.
Het volgende deel van deze serie gaat over de verschillen van de nekjes en tenons.
-
spannend. ik ben geinteresseerd
-
Mijn belangstelling is ook gewekt. Ik kan nog aanvullen dat ik proefondervindelijk heb vastgesteld dat vooral de neck invloed heeft op de klank(kleur. Ik kon vijf nekken aan een oren-test onderwepen. drie nekken kwamen van AliExpress de vierde was van hout en kwam uit Griekenland. De vijfde was een Gloger product. De sax waarop ik "testte" was een Keilwerth SX90R, het mondstuk een ebo Morgan Excalibur met daarop een BlackBamboo riet van Forestone.
-
Klanktests van de nekjes
Fijn dat er toeschouwers bij zijn om mee te saxobomen. Het kan wel een tijdje duren want ik moet de Armstrong nog helemaal optuigen.
Aan de polsters te zien hebben de onderste vijf kleppen nooit goed gesloten, waarschijnlijk al vanaf de fabriek. Vandaag begonnen met de bovenste oktaafklep. De oude polster is 4,2 mm dik gelijmd met schellak.
De gewichten van de nekjes zijn :
Conn 124 gr, Armstrong 116 gr, Keilwerth 135 gr.
Diameter binnenkant loopt op van 12 naar 23 mm. Bij de Conn met zijn dubbele tenon fitting is de grootste diameter gemeten op de body.
Conn 12,4 mm naar 22,8 mm, Armstrong 12,1 mm naar 22,7, Keilwerth 12,0 mm naar 23,0 mm. Alle diameters zijn op twee plaatsen gemeten en gemiddeld.
Het zijn geen grote verschillen, in coniciteit zijn de Conn en de Armstrong vrijwel gelijk terwijl de Keilwerth een fractie conischer is. De Conn saxofoon moet 2 cm hoger gedragen worden dan de andere twee door de scherpere bocht in de nek. Mensen zijn ook wat langer geworden sinds 1931.
Voor de klank testen gebruik ik een mondstuk als een doorzonwoning. Er zit geen vernauwingen in het midden waardoor ik het idee heb dat je dan het beste het verschil tussen de nekjes kan horen. Een Ron Caravan mondstuk met een Legere signature riet. Het lijkt aan de binnenkant ook veel op de oude Conn mondstukken.
Als je alleen op een mondstuk met nek speelt hoor je weinig verschillen in geluid. Mijn zoon aan de andere kant van de kamer kan dat wel horen. Om ze zelf goed te horen moet ik het geluid laten weerkaatsen tegen een glasplaat.
De Conn geeft eerst een zoemtoon veroorzaakt door de sluitschroef die op de dubbele socket zit. Zonder schroef heeft het geluid weinig boventonen.
De Keilwerth heeft iets meer boventonen en klinkt voller. De Armstrong heeft ook meer boventonen, maar niet de goede. Het klinkt iets metalig.
Om dit toe te lichten komen er twee paragrafen. Een over de constructie van de oktaafpip en een over de eigenschappen van het messing in de verschillende nekjes aan de hand van de ping test.
-
Ping test
Verwijder alle bewegende delen van de nekjes en hang de nekjes op aan een draadje. Tik met een staafje op het midden van het voorwerp en beschrijf het geluid.
De Armstrong klinkt blikkerig
De Keilwerth klinkt als een dunne koebel
De Conn klinkt als dikke koebel
Het messing in de Conn is duidelijk het best uitgewerkt. Dit verklaart ook dat er weinig boventonen in het geluid zitten. Bij de Armstrong is naast de kwaliteitscontrole ook bezuinigd op het uitwerken van het metaal in de nek.
Dit geeft een metalig geluid zowel bij blazen als bij de ping test.
Bij de meeste modstukken waarin een vernauwing in het midden zit zal je dit verschil vrijwel niet kunnen horen. Een mondstukkenmaker heeft ooit in een interview gezegd dat je elk richeltje in een mondstuk kan horen.
-
Constructie van de oktaafpip
De Conn heeft een underslung oktaafpip met de grootste inwendige diameter van de drie. Destijds is hier voor gekozen omdat men bang was dat de oktaafpip zou vollopen met condens. Tien jaar geleden kwam ik een saxofonist tegen met een underslung Cannonball alt. De oktaafpip had een veel kleinere diameter dan bij de Conn. Daarom heb ik hem gevraagd of hij ooit last had van condens in zijn oktaafpip. Dat bleek niet het geval.
De oktaafpip van de Keilwerth zit aan de bovenkant en 15 mm dichter bij het mondstuk dan bij de Conn en de Armstrong. Dit maakt de overgang van de tweede gis naar de A ongelijker en geeft een meer helder geluid in de bovenste tonen. Voor deze testen maakt dat echter niet uit omdat de oktaafklep altijd dicht zat.
Wat wel iets kan uitmaken is de diameter van de octaaf opening en de lengte van het pijpje aan de binnen en buitenkantkant van de nek. De verschillen zijn:
Conn: grootste diameter, pijpje binnen 3 mm buiten 5 mm
Armstrong: kleinste diameter, pijpje binnen 2 mm buiten 3 mm
Keilwerth: gemiddelde diameter, pijpje binnen 0 mm buiten 3mm.
Of de afwezigheid van het pijpje in de nek van de Keilwerth de klank voller maakt is een punt voor verder onderzoek.
-
Demontage Armstrong
Eerste schroef zit vast. Hij is beschadigd en steekt wat uit. Andere schroeven zien er onbeschadigd uit. De schroefdraad is niet ver genoeg gesneden, waardoor de montage afdeling ervoor koos om het met geweld op te lossen en de saxofoon vooral niet terug te sturen naar de afdeling die de fout had gemaakt. Als eerste indruk niet geweldig.
De assen komen er makkelijker uit dan de schroeven. Het eerste stukje heeft wat meer kracht nodig Weinig olie maar gelukkig weinig oxidatie te zien. Assen zijn gemaakt van Duits zilver waardoor de corrosie ook minimaal is. Dit kunnen we zien als een goede invloed van Jullius Keilwerth die al heel vroeg dit materiaal gebruikte. De uitlijning van de asdoorgangen is matig.
Schroeven lijken van hetzelfde materiaal als de assen. Sommige hebben kruipolie nodig om los te komen, waarschijnlijk niet gesmeerd bij montage. De diameter van het schroefdraad is 2,7 mm. De lengte van het schroefdraad is 2 mm daarna 1,5 mm cilindrisch en een puntje van 3 mm zonder schouder.
Iets zegt me dat deze saxofoon sinds 1988 weinig olie heeft gekregen en de vervuiling geeft aan dat er weinig op gespeeld is.
De body weegt (met guards en assen) 1330 gram. Dat kan je niet als een zwaargewicht zien. De applicatuur op de body weegt 1055 gram.
Het soldeerwerk is goed. De toongaten zijn bijna vlak en hebben ruwe plekjes.
Ik was niet onder de indruk van de keuzes die gemaakt zijn bij het installeren van de polsters. Minder dan de helft van de polsters heeft een ononderbroken cirkelvormige indruk. De 7 lekken die tevoorschijn komen met een leklicht verklaren de wat stoffige klank.
De polsters zijn een mengsel van twee leveranciers uit China. Zhang Hao polsters van echt leer en luxiumei van namaak leer met een blauwe binnenkant. De laatste zijn te koop op Alibaba voor 5 dollar per setje. De hardheid van het vilt van de leveranciers is behoorlijk verschillend wat een probleem kan zijn voor het onderhoud. Er is er geen schellak gebruikt voor deze polsters maar een lijm die fantastisch draden kan trekken. Sommige polsters waren er met de hand uit te wippen.
De naaldvaren zijn lichtgrijs, de overige veren zijn geblauwd. Net als bij de 6M zijn de veren behoorlijk lang.
Het kurkwerk is adequaat maar niet erg mooi.Het kurk tussen de lage B en de lage C# klep is vergeten bij de montage.
Samenvattend lijkt de assemblage in 1988 meer gericht te zijn op de visuele kwaliteit dan op de bespeelbaarheid. Het is ook een heel mooie saxofoon om te zien. Als ik het vergelijk met afbeeldingen van vergelijkbare Armstrong alt saxofoons dan ben ik bang dat het vernis niet erg tijdsbestendig is.
De kwaliteit van het ontwerp, het goede soldeerwerk en de gebruikte materialen (uitgezonderd polsters) maakt het de moeite waard om deze saxofoon eens een goede set up te geven om te zien wat voor een saxofoon het eigenlijk is.
-
Wat een mooi verhaal! Bedankt voor het delen :-)
-
posten
Het ontwerp van een saxofoon heeft een groot aantal dilemma’s. Een voorbeeld is hoever je een klep kan openen.
Als kleppen niet ver genoeg opengaan wordt de toon van de saxofoon vaag. Om die reden worden de posten (de paaltjes waarop de kleppen zijn gemonteerd) langer gemaakt. Langere posten vangen meer klappen die deuken geven in de body. Om de saxofoon steviger te maken worden dan vaak strips tussen de posten gezet. De strips dempen weer de hoge tonen.
Conn en Keilwerth hebben bij dit dilemma de keuze gemaakt voor posten zonder lange strips op de body. De 6 M is gemaakt zonder strips tussen de posten. Keilwerth gebruikte wel plaatjes tussen de posten van de linkerpalm toetsen en de posten van de oktaafklep op de hals, je kan dat zien als kleine strips. De Armstrong volgt hierin de keuzes van Keilwerth.
En om een lang verhaal kort te maken. Bij alle drie de saxofoons gaan de kleppen van de main stack even ver open. Dit nadat ze dezelfde polsters hebben gekregen van 4,1 mm dik met een zo groot mogelijk reflecterend oppervlak (diameter reflecterend oppervlak is 3 mm kleiner dan de inwendige diameter van het toongat).
De lage D heeft aan de ene kant 2 mm opening en aan de andere kant 6 mm. Het is mogelijk dat ik dit later aanpas om de stemming aan te passen.
-
"Om de saxofoon steviger te maken worden dan vaak strips tussen de posten gezet. De strips dempen weer de hoge tonen."
Is de demping van de hoge tonen door de strips ooit aangetoond? Of is dat een door de fabrikanten de wereld ingeholpen verzinsel?
-
Goed gezien. Er zijn geen wetenschappelijke metingen gepubliceerd over dit verschijnsel.
J. Keilwerth heeft in ieder geval een Evette met posten op plaatjes gemaakt. Voor zijn eigen professionele lijn gaf hij de voorkeur aan posten zonder lange strips op de body. Er is geen uitspraak van hem bekend waarom hij deze keuze heeft gemaakt.
Aangezien Yanigisawa saxofoons met dezelfde body met en zonder strips heeft gemaakt denken ze bij Kesler music dat er een verschil is. Helaas maakte Yanigisawa een klein verschil in de nekjes van deze saxofoons, zodat we het niet met zekerheid kunnen zeggen.
Dus de zin zin:De strips dempen weer de hoge tonen, moet veranderen in: de strips dempen mogelijk de hoge tonen.
-
De keizers hebben nogal wat kleren................... ;) ;) ;)
-
De marketing strategie van de Armstrong alt saxofoon.
Na de saxofoon uit elkaar te hebben gehaald kan ik bedenken op welke manier deze saxofoon zich staand kon houden tegen de Yamaha saxofoon.
Het komt neer op een zinnetje:
De saxofoon moest er in de winkel het beste uitzien.
Dit klinkt een beetje eenvoudig, maar als ik kijk naar afwerking, klank, ergonomie, zuiverheid, duurzaamheid prijs en uiterlijk dan scoort de Yamaha beter op afwerking, klank,
ergonomie en zuiverheid. Duurzaamheid kan je bij de aankoop niet beoordelen en door de invoerkosten waren de saxofoons ongeveer gelijk in prijs.
Blijft over het uiterlijk.
Het is een hele mooie saxofoon. Vernikkelde applicatuur op een body met een donkere vernis. De binnenkant van de beker is metallic grijs gespoten.
Er zijn een paar aanpassingen aan de applicatuur die de saxofoon visueel minder rommelig maken:
-De overbrenging van de A klep naar het oktaafmechanisme gaat onder de as van de C# klep.
-Drie posten net boven de rechter hand zijn op een eiland geplaatst.
-De F# triller en de toets voor de hoge F# zitten op een as.
-De lage Es en C zitten op een as.
Het is een mooier instrument dan de Bundy en de Yamaha. Maar alleen in de winkel omdat de gebruikte lak minder slijtvast is dan die van de concurrenten.
Dat is jammer, net als de slechte afwerking van de polsters waardoor het instrument moeilijk bespeelbaar was. Pas nadat ik er goed sluitende polsters op heb gezet heb kan ik horen dat er een mooie volle klank inzit. Meer in de richting van de Keilwerth dan die van de 6M.
Het lijkt erop dat de 6M een erfenis heeft, eentje die door de marketing verborgen is gehouden.
-
Ik heb een 6M met als extra VII. Weet u wat dat wil aangeven?
-
Volgens Matt Stohrer is dat onbekend.
https://www.stohrermusic.com/2012/10/conn-transitional-6m-saxophones-the-finer-points/
-
Na een nachtje slapen kom ik met een mogelijk antwoord wat deze viii betekend. Wilmington maakt een 12.5M nek die speciaal bedoeld is voor mensen die te hoge intonatie hebben op een Conn tenor of bariton. Het idee erachter is dat deze instrumenten ontworpen zijn voor mondstukken met een grote kamer en intonatie problemen kunnen geven voor mensen die daar niet aan gewend zijn. Nu is deze aangepaste nek voor mondstukken met kleinere kamers niet gemaakt voor alten. Mogelijk zit de viii nek in deze niche.
-
Dank je voor je reactie Drietenor.
-
De kwaliteit van afstellen van de polsters en toongaten van de Armstrong saxofoon is slecht. Om een ideetje geven hoe slecht heb ik een paar goedkope saxofoons bekeken. Een startone kwam in de buurt maar was een fractie beter afgesteld. Op drie na vertoonden de polsters een duidelijke ring. De afwerking van de toongaten was iets minder ruw.
Kortom Armstrong maakte het om een studie saxofoon met slecht afgestelde polsters en toongaten voor de prijs van een Yamaha te verkopen.
Het is een kunststukje van marketing dat geen prijs verdiend. Het wordt tijd voor sustainable marketing (niet de afkorting gebruiken).
Wat blijft is dat het een goed ontwerp is dat met veel tlc een behoorlijk instrument kan worden.
-
In den beginne maakte Sax de saxofoon met een groot aantal toon gaten in een rechte lijn. Deze toongaten werden bediend door de wijs, midden en ring vingers van beidde handen.
Daarna gebeurde er van alles met het ontwerp, maar deze toongaten bleven gehoorzaam in een rechte lijn. Totdat bij de mark vi de toongaten voor de rechter hand iets naar rechts draaiden.
Er was consternatie en veel discussie over deze plotselinge verandering. Men dacht aan verandering in de klank of frequentie, maar deze kon niet gehoord worden.
Daarna werd aangenomen dat het een ergonomische verbetering was. Maar de ergonomen en fysiotherapeuten twijfelden. Er ontstond een tweekamp in de saxofoon wereld tussen rechte lijners en andersdenkenden.
De saxofoonfabrikanten volgden de verandering van de mark vi, (behalve voor sommige sopranen en nog kleinere saxofoons) waardoor het kamp van de rechte lijners steeds kleiner werd. Op een gegeven moment vergat men helemaal dat het een punt van discussie was.
Nu is het niet verstandig om deze discussie, over het licht naar rechts draaien, weer te openen. Toch gaf mij het vergelijken van de drie altsaxofoons een iets ander inzicht in de materie. Het lijkt erop dat het eigenlijke argument niets met ergonomie of klank te maken heeft, maar met de beschikbare ruimte.
Bij de Conn m6 Zitten de laatste twee toongaten op de beker aan de linkerkant. Het is een ontwerp zonder lange assen.
Het is makkelijk in elkaar te zetten maar heeft het nadeel dat bij sommige houdingen de toongaten op de beker gedempt worden door het lichaam.
Het wordt gezien als een verouderd ontwerp, omdat bij de laatste saxofoons van Sax deze toongaten al op de rechterkant van de beker zaten.
De Keilwerth saxofoon heeft een dergelijke constructie. Om ruimte te besparen zitten de B en de Bes klep op een as. De introductie van een lange as maakt het ontwerp iets gevoeliger voor vervorming. De toongaten zijn niet gedraaid.
Boven de vingers van de rechterhand zit hierdoor weinig ruimte. Als je je vingers iets te ver optilt komen ze tegen het mechaniek van de bekerkleppen aan.
Bij de Armstrong zijn de B en de Bes klep weer uit elkaar gehaald. Hierdoor zitten er drie assen naast elkaar, waardoor de beschikbare ruimte voor de vingers van de rechterhand nog kleiner wordt. Met andere woorden de toongaten moeten iets naar recht gedraaid worden om de vingers de ruimte te geven om de toetsen op en neer te kunnen bewegen.
Dat lijkt mij een geldige reden voor deze verrechtsing van de saxofoon.
-
Zou de onderbocht van de Keilwerth daarom een wat ruimere straal hebben? Om de vingers wat meer "speel"ruimte te geven?
-
Er zijn twee losse gedachten waarom ik denk dat de bredere bocht meer te maken heeft met klank dan met ruimtegebruik.
De bochtverbreding bij Keilwerth komt bij de na oorlogse Toneking. De lage B en Bes kleppen zitten dan nog steeds op een as, dus er is geen echt ruimtegebrek.
Peter Ponzol vond dat die grotere bocht minder boventonen gaf, waardoor hij het concept minder geschikt achte voor jazz. Eigenlijk had hij liever een kleinere bocht in de Peter Ponzol Keilwerth, maar de body is bij die serie niet aangepast. Zelf zou ik dan een scherper mondstuk nemen, lijkt me makkelijker dan de body aan te passen.
-
De relatie Peter Ponzol - Keilwerth is maar van korte duur geweest. Was Ponzol te kort door de bocht?
-
Op de Antigua pro one kan je de bocht niet breed noemen.
-
Dat is bekend. Ik heb zelf verscheidene orginele Adolphe Sax saxen ter reparatie gehad.
-
Nadat de Armstrong een functionerende set-up heeft gekregen komt er een mooie brede klank uit met een scherp randje. Het verhaal dat deze saxofoon een betere klank heeft dan de Yamaha studie saxofoons van die tijd lijkt te kloppen.
Ik heb hem bekeken met twee mensen die alleen Yamaha saxofoons hebben gespeeld in hun leven. Als ik met een Conn 6 M of een oude Duitse saxofoon aankwam, hadden ze altijd moeite met de positie van de Gis klep. Tot hun verbazing was op deze saxofoon de plaats en indeling van het hele linker pink plateau gelijk aan die van de Yamaha.
De verklaring ervoor is dat de Armstrog op de key guard, de lak, de inscriptie en het systeem van het serienummer na identiek is aan de Conn 20M van 1980. Deze was specifiek ontworpen om de concurrentie aan te gaan met de Yamaha studie saxofoon. De Yamaha heeft echter wel de betere aplicatuur en set up. Hetgeen ik voor een studie saxofoon toch iets belangrijker vindt dan uiterlijk en klank (na verbeteren van de set up).
-
Boeiend. Ook het elkaar vliegen afvangen.