Voor het D-examen moet je van elke periode in de muziekgeschiedenis de onderdelen “Muziek” maar
ook “Kenmerken” leren. De onderdelen “De tijd van “ en “Componisten “blijven informatief.
Je kunt de muziekgeschiedenis verdelen in 6 perioden:
1. Middeleeuwen
2. Renaissance
3. Barok
4. Klassieke periode
5. Romantiek
6. 20e eeuw
Op het examen krijg je een muziekfragment te horen, die je moet kunnen plaatsen in een periode uit de
muziekgeschiedenis. Die fragmenten kun je horen bij de theorieles . Ook moet je weten welke muzikale vormen,
er werden gecomponeerd in een bepaalde periode plus de kenmerken. Dus het onderdelen” Muziek en Kenmerken” moet je wel leren, de
onderdelen “De tijd van” en “Componisten” zijn informatief, die hoef je dus niet te leren.
Hieronder volgt een korte beschrijving van elke periode:
Middeleeuwen (ong. 500 – 1400)
De tijd van: Karel de Grote, kruistochten, gilden, de pest, heksenvervolgingen, kerk is
het centrum van de cultuur,
Kenmerken: muziek staat in dienst van het geloof, vocale eenstemmige muziek
Muziek: Gregoriaanse muziek (eenstemmige liederen gezongen door monniken)
Componisten: onbekend
Renaissance (ong. 1400 – 1600)
De tijd van: Leonardo Da Vinci, ontdekking van Amerika, Beeldenstorm, wedergeboorte
van Griekse oudheid, de mens zelf staat centraal
Kenmerken: ontstaan meerstemmigheid, naast vocale ook instrumentale muziek, meer
gebruik van majeur- en oorspronkelijk mineurtoonladders, naast geestelijke
ook wereldlijke muziek
Muziek: polyfone mis, motet, madrigaal
Componisten: Palestrina, Josquin Desprez, Orlando Dilasso
31
De barok (ong. 1600 – 1750)
De tijd van: De gouden eeuw, Rembrandt, einde 80-jarige oorlog, Lodewijk de 14e,
3-standen maatschappij, opbloei openbaar theater door ontwikkeling burgerij
Kenmerken: instrumentale muziek werd belangrijk, ontstaan opera, orgel en klavecimbel
als begeleidingsinstrument , veel versieringen, ingewikkelde vormen zoals
fuga (polyfonie= meerstemmig, verschillende melodieën door elkaar)
Muziek: opera, oratorium, concerto grosso, suite, sonate, soloconcert
Componisten: Monteverdi, Vivaldi, Bach, Händel
De klassieke periode (ong.1750 – 1800)
De tijd van : uitvinding stoommachine, de Franse revolutie, Napoleon, invloed van burgerij
wordt groter, klassieke oudheid van Grieken is een voorbeeld, op zoek naar
evenwicht en eenvoud
Kenmerken: ook strakke structuur en eenvoud in muziekvorm, duidelijk afgescheiden
delen, crescendo en decrescendo effecten, ontstaan piano, meer
blaasinstrumenten
Muziek: symfonie, sonate, opera, kamermuziek, soloconcert
Componisten: Haydn, Mozart en Beethoven
Romantiek (ong. 1800 – 1900)
De tijd van: liberale grondwet in Nederland (1848), industriële revolutie,
Kenmerken: uitvinding saxofoon door Adolphe Sax, uitvinding van ventiel voor koperen
blaasinstrumenten, in de kunst wil men alledaagse werkelijkheid ontvluchten,
gevoel komt op eerste plaats, natuur als thema, vorm is soms onduidelijk
delen gaan in elkaar over, grote dynamische tegenstellingen, verbetering
instrumenten, virtuoze passages
Muziek: Grote opera’s, symfonisch gedicht, grote symfonieën, sololied met piano
Componisten: Wagner, Chopin, Liszt, Verdi, Johann Strauss,
De 20e eeuw (1900 – heden)
De tijd van: het eerste vliegtuig, de wereldoorlogen, crisisjaren, snelle ontwikkelingen in
technologie
Kenmerken: behoefte aan vernieuwing en experimenten, veel verschillende muziekstijlen,
complexe ritmes
Muziek: impressionisme, expressionisme en atonale muziek, elektronische muziek ,
jazz, opkomst populaire muziek,
Componisten: Debussy, Schönberg, Strawinsky,