het is goed wanneer je verschillende grepen voor de bes beheerst.
de greep met 1-4 is minder geschikt voor saxofoon. hier klinkt wel een bes, maar die is eigenlijk altijd te laag. dit is een van oa fluit afkomstige greep. wanneer je die met 1-5 speelt is hij wel goed en stemmend.
wat vuistregeltjes voor wanneer welke bes te gebruiken;
Ta (1,2+zijklepje rechts)
- in chromatiek (a-bes-b of b-bes-a)
- bes-c / c-bes
Petit (wijsvinger links 2 klepjes)
- bij sprongen
5 (1,5)
- b-bes-b
de benamingen Ta, petit en 5 zijn de rousseau-benamingen en worden het meest gebruikt. benamingen voor andere kleppen;
b=1, a=2, g=3, f=4, e=5, d=6, lage c=7
zij-bes= ta, zij-c= tc, zij-fis= tf
hoge d= c1, hoge es= c2, hoge e= c3, hoge f=c4, hoge f#= c5
kleine bes= petit
de meeste leerlingen beginnen met 1 greep voor een noot, zoals de bes, waar meerdere mogelijkheden zijn. daardoor leer je deze greep in alle situaties te gebruiken en krijg je het gevoel dat dat DUS de beste greep is. toch zul je merken, wanneer je hier voor open staat, dat wanneer je hulpgrepen gebruikt sommige dingen echt makkelijker worden.
Het vergt wel doorzettingsvermogen, want je pakt al snel terug naar dat wat vertrouwd is.
toch is, als je het wel vol houdt, succes verzekerd!