De buitendiameter van het toongat was 44 mm en de grootste opening 10,8 mm. Dus die 25% klopt hier wel. Ik heb de saxofoon nog niet gestemd, misschien kan het dan iets veranderen.
Bij het afstellen van kleppen begin ik met het bepalen van de dikte van de polsters. Dit kan je zien aan de stand waarin de klep en het toongat parallel zijn. Bij de meeste saxofoons is dat een mengsel 4,0 en 4,2 mm. Bij oude Franse saxofoons kom je vaak 3 mm tegen. Als je daar 4 mm in stopt dan krijgen ze een hele gedempte klank. Af en toe zie je 3,7 mm .
Het is net perfect, bij de Amati’s van rond 1970 heb je volgens deze methode 2 mm dikke polsters nodig. De fabriek gebruikte 4 mm polsters en drukte ze vast zodat er een enorme ring in komt.
Na een paar jaar beginnen ze te lekken. Daarna krijgt de reparateur het probleem.
Omdat ik mijn polsters zelf maak kan ik de geschikte dikte erin lijmen. Daarna toonladders spelen en zoek ik met luisteren naar een afstelling van kurk en vilt waarbij alle tonen zo zuiver mogelijk zijn en er geen grote veranderingen in klank voorkomen. Als ik die afstelling gevonden heb dan maak ik hem definitief.
Af en toe kom je saxofoons tegen waarbij je halverwege merkt dat je een ander soort mondstuk moet gebruiken. Bijvoorbeeld saxofoons die met een mondstuk met grote kamer gespeeld moeten worden.