Klanktests van de nekjes
Fijn dat er toeschouwers bij zijn om mee te saxobomen. Het kan wel een tijdje duren want ik moet de Armstrong nog helemaal optuigen.
Aan de polsters te zien hebben de onderste vijf kleppen nooit goed gesloten, waarschijnlijk al vanaf de fabriek. Vandaag begonnen met de bovenste oktaafklep. De oude polster is 4,2 mm dik gelijmd met schellak.
De gewichten van de nekjes zijn :
Conn 124 gr, Armstrong 116 gr, Keilwerth 135 gr.
Diameter binnenkant loopt op van 12 naar 23 mm. Bij de Conn met zijn dubbele tenon fitting is de grootste diameter gemeten op de body.
Conn 12,4 mm naar 22,8 mm, Armstrong 12,1 mm naar 22,7, Keilwerth 12,0 mm naar 23,0 mm. Alle diameters zijn op twee plaatsen gemeten en gemiddeld.
Het zijn geen grote verschillen, in coniciteit zijn de Conn en de Armstrong vrijwel gelijk terwijl de Keilwerth een fractie conischer is. De Conn saxofoon moet 2 cm hoger gedragen worden dan de andere twee door de scherpere bocht in de nek. Mensen zijn ook wat langer geworden sinds 1931.
Voor de klank testen gebruik ik een mondstuk als een doorzonwoning. Er zit geen vernauwingen in het midden waardoor ik het idee heb dat je dan het beste het verschil tussen de nekjes kan horen. Een Ron Caravan mondstuk met een Legere signature riet. Het lijkt aan de binnenkant ook veel op de oude Conn mondstukken.
Als je alleen op een mondstuk met nek speelt hoor je weinig verschillen in geluid. Mijn zoon aan de andere kant van de kamer kan dat wel horen. Om ze zelf goed te horen moet ik het geluid laten weerkaatsen tegen een glasplaat.
De Conn geeft eerst een zoemtoon veroorzaakt door de sluitschroef die op de dubbele socket zit. Zonder schroef heeft het geluid weinig boventonen.
De Keilwerth heeft iets meer boventonen en klinkt voller. De Armstrong heeft ook meer boventonen, maar niet de goede. Het klinkt iets metalig.
Om dit toe te lichten komen er twee paragrafen. Een over de constructie van de oktaafpip en een over de eigenschappen van het messing in de verschillende nekjes aan de hand van de ping test.