Wat mij eens uitgelegd is is dat een groter mondstuk (C**, D, E) en een lichter riet (2, 2.5) een rondere klank geeft en beter te sturen is, alhoewel het meer oefening vereist.
Daar zit wellicht een kern van waarheid in, maar er zitten nog wel de nodige mitsen en maren aan. Als je bijvoorbeeld een C* met 3,5 riet kan spelen, zal je op een D op iets van een 3 uitkomen en is het het proberen waard. Zit je op je C* echter nog maar op een riet 2,5, zal je op een D op een 2 of zelfs lichter uitkomen, dan moet je het zeker niet doen omdat z'n licht riet vaak snel gaat piepen en alles. De vuistregel die mij ooit verteld is, is dat als je het lichtere mondstuk met een 3,5 of 4 goed onder controle hebt (dus er ook meer dan een uur zonder vermoeidheid op kan spelen), je eens een zwaarder mondstuk kan gaan proberen. Dit gaat dan vooral op voor de klassieke wereld (dus ook de fanfare- en harmonieblazers), bij het lichtere werk wordt er doorgaans harder en feller geblazen wat op een zwaarder mondstuk dan vaak wat beter gaat. Het gevaar van een mondstuk dat eigenlijk te zwaar voor je is, is dat je geluid met het nodige geruis aangevuld wordt, vooral hoorbaar als je dan vermoeider begint te raken en je wat zachtere stukjes speelt.
Speel je op een S80 met een 2,5 of 3 riet bijvoorbeeld, maar je merkt dat je je lucht niet goed kwijt kan (dat als je dan nog harder blaast, alles vervormd qua geluid), kan je naar mijn mening dus ook beter kijken naar andere typen en merken mondstukken welke met een soortgelijke tipopening wel meer klank bieden, dan naar het zelfde type mondstuk, maar met een grotere tipopening.