Ik snap dat nooit. Dat saxenstaal is zulk raar materiaal.
Je kunt de deuken er haast inkijken, maar als er eenmaal een deuk is, kun je soms met je hele gewicht er op hangen en het geeft geen krimp.
Dat rare materiaal is ook wat moeilijk uit te leggen.
Mijn theorie van het ogenblik is:
Hoewel naast de speler de vorm en dikte van de saxofoon primair zijn voor de toon is de elasticiteit van het materiaal een van de factoren die de klank bepalen.
Door herhaaldelijk met een hamer op het messing te slaan sla je de koperdeeltjes in het materiaal kleiner en haak je deze stukjes in elkaar.
Dit geeft een verandering in de elasticiteit die meetbaar is in de young modulus van het messing.
De young modulus neemt toe met de frequintie.
De verandering in de modulus door dit langdurige slaan gaat in de goede richting, met als resultaat een minder schelle toon.
Of dit nu een directe verandering in de Young modulus geeft of in de frequintieafhankelijkheid hiervan weet ik nog niet.
Voor de in elkaar gehaakte structuur van kleine deeltjes maakt het uit of je het materiaal snel of langzaam vervormd.
Als je langzaam een kracht laat toenemen als bij uitdeuken dan heeft de structuur de mogelijkheid om dit op te vangen.
Dit lijkt een beetje op werken met een zoetvijl. Als je daar langzaam mee vijlt lijkt het materiaal hard, maar als je sneller vijlt lijkt het materiaal zachter te voelen.
Hoe sneller je beweegt hoe lager de minimale kracht wordt die je nodig hebt om het materiaal te vervormen.
Om die reden heb je voor het maken van deuken minder tijd en minder kracht nodig dan voor het langzamere proces van uitdeuken.
Dus als je met kleine kogels en magneten te weinig vervormd, kan je door vaker en met een grotere snelheid uit te deuken meer vervorming bereiken.
Door een ander materiaal voor je saxofoon te gebruiken (bij dezelfde vorm) kan je de elasticiteit ook in de gewenste richting sturen.
Maar eigenlijk kan je de klank beter sturen met zaken als de speler, het mondstuk, polsters, reflectoren en kleine veranderingen van vorm; als conische factor buis, rillen, toongaten en dikte.
Een paar waarden voor de young modulus:
goud 79 GPa
zilver 83 GPa
brons 96-120 GPa
glas 50-90 Gpa
messing 100-125 Gpa
koper 117 GPa
hout 9-11 GPa
popypropyleen 1,5-2 GPa
polystyreen 3-3,5 GPa
bot 14 Gpa
beton 30 Gpa
Het is maar een theorie, slechts gedeeltelijk door de wetenschap onderbouwd.
Maar er zijn een paar saxofoon mythes die je ermee kan begrijpen en onderzoeken.
Laat het je niet afleiden van de drie O's.