De grootte van de mond is natuurlijk een bovengrens.
Verder is de grootte van de kamer in de loop van de tijd kleiner geworden waardoor de mondstukken ook kleiner zijn geworden. Francois Louis, Brilhart en Dukoff vonden het belangrijk dat de wanden van sommige mondstukken konden trillen. Voor donkere mondstukken is dat trillen minder gewenst, waardoor dikkere wanden hier kunnen helpen. Er is waarschijnlijk een bovengrens waarbij dikkere wanden niets meer bijdragen.
Aangezien er veel trial en error in de ontwikkeling van mondstukken zit (teveel variabelen) is het lastig om te bepalen waar die bovengrens zit.