De Miller porcupine-15 is een mooi voorbeeld hoe je iets zo ingewikkeld kan uitleggen dat de toehoorders zich afvragen of degene die het uitlegt het zelf wel begrijpt.
Als korte inleiding op dit soort toonladders:
In grote lijnen zijn toonladders een groep trillingen die bij elkaar klinken, het gaat om iets esthetisch.
De verhoudingen van die trillingen waren vroeger in eenvoudige priemgetallen uit te drukken.
Let op we hebben hier over esthetiek die gedeeltelijk in priemgetallen uit te drukken is.
Een terrein waarop heel veel mensen hebben geprobeerd om smaak uit te drukken in getallen.
Door de tijd heen begonnen mensen muziek te maken waarin de priemgetallen langzamer groter werden, de muziek klonk hierdoor ingewikkelder en was daardoor spannender om naar te luisteren.
Als praktisch compromis is de gelijkzwevende stemming ontwikkeld.
Hierdoor waren de verhouding tussen de freqenties niet meer uit te drukken in priemgetallen, maar in gebroken getallen als 3,002.
Samen met het bestuderen van toonladders met microintervallen uit bijvoorbeeld Azie heeft dat een aantal mensen (niet eens zoveel) geïnspireerd om te zoeken naar toonladders die op de grens van esthetisch acceptabel zitten.
Eigenlijk het zoeken naar de gulden snede op het gebied van muziek.
Best lastig omdat er veel spreiding in de esthetische acceptatie van muziek met dit soort toonladders zit.